Voor de beste ervaring schakelt u JavaScript in en gebruikt u een moderne browser!
Je gebruikt een niet-ondersteunde browser. Deze site kan er anders uitzien dan je verwacht.
Door een toename in scheidingen worden gezinsverbanden steeds ingewikkelder: steeds meer mensen zijn opgegroeid met een of meer stiefouders. Hoe hecht is de relatie tussen volwassen stiefkind en stiefouder op de langere termijn, en hoe solidair zijn ze met elkaar? Vaak zijn relaties harmonieus en wordt wederzijds hulp gegeven. Maar er is ook een grote groep volwassenen stiefkinderen met afstandelijker relaties tot hun stiefouders. Ook is er veel verschil tussen de relaties van stiefkinderen met stiefvaders en stiefmoeders. De biologische moeder speelt hierin een centrale rol. Dit komt naar voren uit het promotieonderzoek van socioloog Kirsten van Houdt. Ze promoveert op vrijdag 19 maart aan de Universiteit van Amsterdam (UvA).
Foto: Freepik
Foto: Freepik

‘Bij relaties binnen stiefgezinnen wordt vaak naar gemiddelden gekeken’, schetst Van Houdt. ‘Gemiddeld is de hechting tussen stiefouder en stiefkind minder sterk dan tussen biologische ouder en kind. Maar als je inzoomt, wordt duidelijk dat er grote verschillen zijn. Er is een grote groep stiefkinderen van wie de relatie met een stiefouder vergelijkbaar is met die met een biologische ouder. Daar tegenover zijn er veel stiefkinderen met afstandelijker relatie met stiefouders.’

Lat minder hoog voor stiefvaders

Hoe hecht de relaties zijn verschilt sterk tussen vaders en moeders, en hangt af van de tijd die ouder en kind samen hebben doorgebracht. Van Houdt: ‘Volwassen kinderen in stiefgezinnen hebben doorgaans de hechtste relatie met hun biologische moeder, terwijl de relatie met de biologische vader vaker afstandelijk is. Onder relaties met stiefouders is dit genderverschil juist andersom: stiefmoeders hebben veruit de kleinste rol in het leven van volwassen kinderen. Relaties tot stiefvaders zijn daarentegen vergelijkbaar met die tot biologische vaders, en vaak zelfs beter. De traditionele rollen van vaders en moeders zijn daarin duidelijk zichtbaar. Dat werkt door op de rollen van stiefvaders en stiefmoeders. Van stiefmoeders wordt veel verwacht, maar tegelijkertijd wordt zij snel als indringer gezien. Bij stiefvaders ligt dat anders: zij krijgen over het algemeen meer ruimte en de lat lijkt minder hoog te liggen qua verwachtingen.’

Biologische moeder heeft centrale rol

Ook als rekening wordt gehouden met de hoeveelheid met elkaar doorgebrachte tijd, blijft het verschil tussen de biologische moeder en de stiefmoeder groot. Dit wijst er volgens Van Houdt op dat de sociale rol van de moeder exclusief is toegeschreven aan de biologische moeder en niet zomaar door andere ouderfiguren kan worden aangenomen. Daarnaast lijkt haar aanwezigheid een centrale rol te spelen in de relaties van het kind tot de andere ouderfiguren: zij faciliteert het contact met de stiefvader en houdt de biologische vader - en daarmee de stiefmoeder - op afstand. ‘Stiefkinderen krijgen in de regel dan ook meer hulp van de stiefvader dan van de stiefmoeder, en vaak meer van de stiefvader dan van de biologische vader. Bij volwassen kinderen waarvan de biologische moeder overleden is, is er een grotere rol weggelegd voor de stiefmoeder’, aldus Van Houdt.

Sociale normen

Van Houdt keek ook in hoeverre mensen vinden dat volwassen kinderen de plicht hebben hun (stief)ouders te helpen. Ze zag dat er minder sterke verplichtingen worden toegeschreven tegenover stiefouders dan tegenover biologische ouders, maar dat hier minder consensus over is in vergelijking met verplichtingen tegenover biologische ouders. ‘Ook hierbij is de context bepalend: heeft het stiefkind met de stiefouder in huis gewoond en hoe lang, en is de stiefouder nog samen met de biologische ouder?’ Dit bevestigt het idee dat er, in tegenstelling tot het gevestigde instituut van het kerngezin, ambiguïteit bestaat over de status van het stiefgezin.

Familie als vangnet

Na jaren van bezuinigingen op de zorg wordt er tegenwoordig door de overheid veel informele zorg verwacht van families. ‘In het licht van mijn bevindingen kun je je afvragen of familie wel altijd een realistisch vangnet is’, zegt Van Houdt. ‘De eerste generatie van de scheidingsrevolutie is nu oud aan het worden. Kan de overheid er wel vanuit gaan dat kinderen hun (stief)ouder willen helpen als die (stief)ouder op afstand was toen ze jong waren? Ik hoop dat mijn onderzoek beleidsmakers en politici helpt om tot nieuwe inzichten te komen en stil te staan bij het belang van dergelijke demografische ontwikkelingen.’

Methodiek

In haar onderzoek analyseerde Van Houdt de Ouders en Kinderen in Nederland (OKiN)-data, die in 2017 werden verzameld. 6.485 Nederlanders tussen de 25 en 45 jaar en 9.325 van hun (stief)ouders beantwoordden vragen over onder andere hun gezinssituatie (verleden en heden) en familierelaties. Van de volwassen kinderen in het onderzoek waarvan de ouders niet bij elkaar waren, woonde 70% gedurende hun jeugd bij de biologische moeder; 15% groeide op bij de biologische vader en 15% met co-ouderschap of een andersoortige constructie.

Van Houdts onderzoek is onderdeel van het ERC Advanced Grant-project Family Complexity van hoogleraar Sociologie Matthijs Kalmijn. Van Houdt doet inmiddels als postdoc onderzoek aan de universiteit van Stockholm, waar ze zich richt op jongere stiefgezinnen.

Promotiegegevens

Kirsten van Houdt: Stepfamilies in Adulthood. Solidarity between Parents and Adult Children. Promotor is prof. dr. M. Kalmijn; copromotor is dr. K.O. Ivanova (Tilburg University).

Tijd en locatie

De promotie van Van Houdt vindt online plaats op vrijdag 19 maart, om 14.00 uur.